Na ruim zestig jaar sprak de Nederlandse regering in februari 2006 recht toen zij besloot om 202 meesterwerken terug te geven aan de erven van de joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. De hoofdpersonen in dit drama waren al lang overleden: Jacques Goudstikker, een van Europa's belangrijkste kunsthandelaren, zijn vrouw Desi en hun zoon Edo die zijn land de rug had toegekeerd en in Amerika een nieuw bestaan had opgebouwd. Het was Edo's weduwe Marei von Saher die kort na de dood van haar man besloot om de strijd met de Nederlandse overheid opnieuw aan te binden. Negen jaar later kreeg zij gedaan wat Desi en Edo niet was gelukt: rechtsherstel van de misdaad die rijksmaarschalk Hermann Göring persoonlijk had gepleegd door Goudstikkers hele collectie te roven, uitgerekend op de dag dat de kunsthandelaar op de vlucht voor de nazi's doodviel in een ruim van het laatste schip dat Nederland nog kon verlaten.
Roofkunst vertelt niet alleen het meeslepende verhaal van de ooit schatrijke Jacques Goudstikker, die smoorverliefd werd op een Weense zangeres en met haar zijn gelukkigste jaren beleefde terwijl het Derde Rijk naar de Noordzee oprukte. Het is ook het verhaal van een geslacht dat tot tweemaal toe werd beroofd: toen de nazi's hun bezit onttakelden en na de oorlog, toen de Nederlandse overheid de 'Göring-schilderijen' in haar rijksmusea onderbracht. Maar bovenal is Roofkunst het epos van een generatie die niet in dit dubbele onrecht berustte en de staat zestig jaar na dato op haar knieën dwong.
Roofkunst vertelt niet alleen het meeslepende verhaal van de ooit schatrijke Jacques Goudstikker, die smoorverliefd werd op een Weense zangeres en met haar zijn gelukkigste jaren beleefde terwijl het Derde Rijk naar de Noordzee oprukte. Het is ook het verhaal van een geslacht dat tot tweemaal toe werd beroofd: toen de nazi's hun bezit onttakelden en na de oorlog, toen de Nederlandse overheid de 'Göring-schilderijen' in haar rijksmusea onderbracht. Maar bovenal is Roofkunst het epos van een generatie die niet in dit dubbele onrecht berustte en de staat zestig jaar na dato op haar knieën dwong.